OPGETEKEND DOOR JAN KIESBRINK

Mevrouw Jo Tellegen-Kamphuis, geboren in Oene, wonend in Vaassen, wil de belevenissen van haar broer Hendrik graag doorgeven aan het nageslacht. Haar broer heeft viermaal zijn vaderland gediend met groot gevaar voor eigen leven. Ten eerste in de meidagen van 1940 als dienstplichtig soldaat bij het bewaken van de IJsseldijk, in het kader van de verdediging van de IJssellinie.
Op 10 mei werd de bevolking van de IJsseldorpen geëvacueerd naar het achterland (Heerde en Wapenveld) om op 12 en 13 mei terug te keren. Hendriks bataljon moest toen naar de Grebbeberg. Vervolgens was hij een Engelandvaarder, aan wie het via de zogenaamde zuidelijke route gelukt is Engeland te bereiken. Verder heeft hij vanuit Australië Hitlers bondgenoot Japan bestookt als vliegenier. Daarna maakte hij deel uit van de luchtmacht in het voormalige Nederlandsch-Indische leger.
In 1948 keerde hij terug naar Oene. Nadat hij een gezin gesticht had, emigreerde hij naar Canada en raakte hij in Nederland uit beeld. Volkomen onterecht, zoals blijkt.
JONGE JAREN

Hendrik Kamphuis werd geboren op 9 september 1919, aan de Klaterstraat in Oene. Hij was een van de negen kinderen van Hendrik Jan Kamphuis en Hendrikje Kamphuis-Kamphuis. Ze heetten Geesje, Cornelia, Jan, Bart, Jo en Lies; verder waren er drie broers die ongeveer dezelfde naam droegen: Henk, Hendrik en Hendrik Jan. Hendrik Kamphuis moest tijdens de mobilisatie (1939) in militaire dienst en verbleef in Veessen en Heerde. ’s Avonds kwam hij vaak op de fiets naar huis. Hendrik diende eerst bij het 20e Regiment Infanterie als dienstplichtig soldaat bij de Koninklijke Landmacht, later bij het 43e Regiment Infanterie. Na de capitulatie van Nederland moest hij terug naar de kazerne, maar op 26 mei 1940 kwam hij naar huis. Hendrik kreeg contact met een meisje, Jo Kers. Zij was een zus van Gerrit Jan Kers, beroepsmilitair bij de Luchtmacht. Kers en Kamphuis gingen in het verzet.

VERZET
Tijdens de bezetting moesten de controleurs van de Centrale Crisis Dienst (C.C.D.) er onder andere op letten dat er geen producten van de boerderij werden afgevoerd zonder toestemming van de overheid en dat er geen zwarte handel plaatsvond. Daarom was er bij het dorsen van graan steeds een controleur aanwezig om erop toe te zien dat er niet stiekem zaad verdonkeremaand werd. Als je een fanatieke controleur trof, lukte dat vrijwel niet, maar een enkeling ging onderwijl naar de wc of dronk in de keuken een kopje koffie! Graan wegkapen was net wat voor Hendrik. Hij zei altijd: ‘Je moet nooit bang zijn, maar wel voorzichtig!’ Op een dag adviseerde Kers hem weg te gaan om niet gevangengenomen te worden. Hendrik ontplooide namelijk te veel ondergrondse activiteiten. Dick Uijttenbogaard was, behalve commandant van de Eper brandweer, eveneens betrokken bij het verzet in Epe. Hij waarschuwde Hendrik ook: ‘Maak dat je wegkomt, want je staat op de lijst van gezochte personen!’ Hendrik zon al snel op een manier om naar Engeland te komen. Daarom verkende hij het strand, na zonsondergang. Daarbij werd hij betrapt en opgepakt. Hij is vrijgekocht voor tweemaal zes gulden boete. Zijn ouders hebben een kalf verkocht om de boete te kunnen betalen. Heinrich Helmut, een goede Duitser, die bij het Wapen van Epe werkte, ging samen met Gerrit Jan Kers en Hendrik Kamphuis richting Frankrijk. Hendrik is twee dagen na Kerst 1941 vertrokken per fiets met een tas vol spullen bij zich. Hij had zijn lichte regenjas verruild voor de donkere jas van zijn broer Jan, omdat deze minder opvallend was, met name in het donker. Voor hij vertrok, hoorde zijn zuster Jo, die al in de bedstee lag, hem zeggen: ‘Morgenvroeg ga ik weg. Ik moet gaan, anders word ik opgehaald.’ Zijn vader antwoordde: ‘Jongen, ik zal je niet meer terugzien.’ Hendrik: ‘Ik kom wel terug!’ Vader: ‘Ja, maar dat zal ik niet meer meemaken.’ Vader heeft gelijk gekregen. Hij heeft zijn zoon Hendrik nooit teruggezien, want vader overleed op 14 mei 1944.
ENGELANDVAARDERS
De eerste fase van de reis waren ze nog met z’n drieën; het laatste deel van het traject naar Engeland heeft Hendrik samen met Gerrit Jan Kers afgelegd. Eerst reisden de drie mannen naar het zuidoostelijke deel van Frankrijk, met zijn hoofdstad Vichy, formeel onbezet, maar in werkelijkheid onder controle van Duitsland. Later vertelde Hendrik: ‘In het begin zeiden ze tegen mij dat het een fluitje van een cent was om in Engeland te komen. Niets was minder waar!’ Hij wilde naar Engeland, maar in Frankrijk werd hij opgepakt. Hij kwam terecht bij het Vreemdelingenlegioen, waar hij het niet kon uithouden. Het was een verschrikkelijke ervaring, maar hij zag na veertien dagen al kans te vluchten. Hij heeft zich een maand lang in de bergen en bossen in leven weten te houden met bosvruchten. In het onbezette gebied was het nog gevaarlijker dan in het bezette deel van Frankrijk. Toch kwam hij (met zijn makkers) de grens over en bereikte het neutrale Zwitserland. Een halfjaar later kreeg zijn familie in Oene een prentbriefkaart uit Zwitserland met als afzender: ‘de 3 matrozen’. Het is niet helemaal zeker, maar de Duitse jongeman is waarschijnlijk in Zwitserland achtergebleven.
Moeder, Lies en Jo waren op een middag na schooltijd bezig de school aan de Houtweg schoon te maken. Daar kwam aannemer Hendrik Berkhof aan moeder de boodschap overbrengen dat alles goed was! Lies en Jo kregen het nieuws later, wellicht in aangepaste vorm, ook te horen. Daarna vernam de familie lange tijd niets meer. Pas na de oorlog kwam Gerrit Jan Kers naar Hendriks ouderlijke huis met de mededeling dat hun zoon/broer een halfjaar tevoren nog in leven was.
Hendrik stond in Oene te boek als een avonturier. In de bezettingstijd ging het praatje rond dat Hendrik naar Engeland was gevlucht. ‘Neen’, zei zijn moeder, ‘Hendrik is bezig werk te zoeken.’ In werkelijkheid was Hendrik dus een van de honderden Nederlanders die tijdens de Tweede Wereldoorlog zo sterk verlangden naar vrijheid dat ze er een levensgevaarlijke tocht dwars door bezet gebied voor overhadden. Deze barre tocht bracht hen via België, Frankrijk en Zwitserland naar de voet van de Pyreneeën, een van de meest ontoegankelijke bergketens van Europa. Nadat Hendrik illegaal de Spaanse grens was overgestoken, werd hij aan de zuidkant van de Pyreneeën opgevangen door grenspatrouilles en in een interneringskamp geplaatst. Met hulp van het Nederlandse gezantschap in Spanje heeft Hendrik kans gezien Spanje te verlaten en Engeland te bereiken. Eenmaal in Engeland werd hij in een oud scholencomplex duchtig aan de tand gevoeld door de Engelse veiligheidsdienst. De Britten controleerden alle vluchtverhalen op betrouwbaarheid. Daarna deed de Nederlandse Politie Buitendienst het verhoor nog eens grondig over. Na deze formaliteiten was Hendrik verplicht zich aan te melden voor de oorlogsdienst.

VLIEGENIER
Hendrik werd goedgekeurd voor de vliegeniersopleiding en ging toen naar Amerika. Kers kwam niet door de strenge selectie. Hendrik kwam bij het 18e squadron van de United States Air Force (USAF). Deze vliegeniersopleiding was erg zwaar.
Het 18e squadron was een gecombineerd Nederlands-Australisch bommenwerpersquadron onder operationeel commando van de Royal Australian Air Force (RAAF). Het squadron werd op 4 april 1942 als RAAF-squadron te Canberra opgericht als No. 18 (Netherlands East Indies) Squadron RAAF. Reeds op 6 juli 1942 ging het squadron over naar de Militaire Luchtvaart van het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger, maar nog wel steeds onder RAAF-commando. Op 15 januari 1946 ging het operationele commando over naar de ML-KNIL.
Na de onafhankelijkheid van Indonesië werd het materieel van de eenheid in 1950 overgedragen aan de Angkatan Udura Republik Indonesia (AURI), de luchtmacht van de nieuwe staat. Het squadron werd op 26 juli 1950 officieel opgeheven.

Hij vertelde later dat tijdens die opleiding in Amerika meer jongens om het leven kwamen dan in de oorlog zelf. Hij ontving op 21 juli 1943 zijn diploma als radiotelegrafist en mecanicien. Japan had begin 1942 Nederlands-Indië veroverd. Hendrik werd ingezet in de strijd tegen Japan. Zijn squadron opereerde vanuit Australië. Het was zeer gevaarlijk, want als hij met zijn parachute in zee terechtkwam, zouden de haaien hem weten te vinden. Als hij op Japans grondgebied neerkwam, zou hij een kopje kleiner worden gemaakt door de Jappen. Hij heeft met zijn squadron 240 operationele vlieguren gemaakt; bij meer dan 40 vliegopdrachten wierp hij bommen af op door Japan bezet gebied in de Indische Archipel.
In zijn Australië-periode had Hendrik veel geld verdiend. Hij dacht: nu hoef ik niet meer te werken. Maar in Australië zeiden ze tegen hem: ‘Alleen als je hier blijft, mag je al je geld zelf houden. Als je het land verlaat, mag je maar 25 procent houden en is de andere 75 procent voor de staat!’
Na de capitulatie van Japan in augustus 1945 liepen de spanningen in Nederlands Indië hoog op. Soekarno en zijn medestanders noemden het land Indonesië en riepen de onafhankelijkheid uit. Nederland was het daar niet mee eens en zette vanaf maart 1946 troepen aan land in Indië. Hendrik maakte deel uit van de Luchtmacht van het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger en kwam in Batavia terecht. In 1947 en 1948 stuurde Nederland nog meer soldaten in het kader van de ‘politionele acties’. De strijd ging gepaard met extreem geweld van beide kanten. Hendrik vertelde jaren later dat het in Nederlands-Indië nogal draaide om drank, vrouwen en geld.
VANUIT OENE NAAR CANADA
In 1948 is Hendrik Kamphuis teruggekeerd uit Indië. Jo Kamphuis was inmiddels getrouwd met Gerrit Tellegen uit Emst. Ter ere van Hendriks terugkeer was de hele Klaterstraat versierd. Bij de boerderij van Jan van de Wetering op de hoek van de Houtweg/Klaterstraat zei de chauffeur tegen Hendrik: ‘Zal ik nu maar vast beginnen te toeteren? Dan horen ze dat jij eraan komt!’ Dat werd Hendrik te veel. Hij had een groot oorlogstrauma opgelopen. Er bestond toen geen hulp of bijstand. Je moest zelf maar zien er weer bovenop te komen. In zijn dromen beleefde hij alles opnieuw. Als hij een aanval kreeg, keek hij zo verwilderd rond dat zijn zus Lies bang voor hem werd.
Hendrik was sergeant-vliegenier geweest, maar na de oorlog kreeg hij te horen: ‘We hebben je nu niet meer nodig!’ Toen heeft hij zijn beroep van huisschilder weer opgepakt. Hij is knecht geworden bij schilder Krijgsman in Emst. Hij kon ook geweldig goed tekenen. Wat je in later jaren ook aan hem vroeg, steevast was het antwoord: ‘Al sla je me dood, ik weet het niet meer!’ In 1950 trouwde Hendrik met Alie Zwarthof uit Epe. Zijn eerste kind noemde hij naar zijn Amerikaanse vriend Eduard (roepnaam Eddy), die zes weken voor de bevrijding omgekomen was. Hendrik heeft nog bij broer Jan ingewoond aan de Kloosterallee in Oene. Zijn twee oudste kinderen zijn in Nederland geboren. Daarna emigreerde Hendrik naar Canada.
LINTJESREGEN IN VOLGORDE VAN TOEKENNING

Hendrik heeft verschillende onderscheidingen gekregen voor zijn inzet, moed en volharding in de oorlogsperiode. Het ging om vier onderscheidingen en het demobilisatie insigne.
Kruis van Verdienste
Engelandvaarders als Hendrik ontvingen na aankomst in Engeland het Kruis van Verdienste met certificaat. Het kruis zat in een marineblauw leren doosje. De onderscheiding was op 20 februari 1941 door de Nederlandse regering in Londen in het leven geroepen. Hendrik ontving deze onderscheiding op 9 mei 1943 uit handen van koningin Wilhelmina ‘voor het beleidvol voorbereiden en uitvoeren van een plan van ontsnapping uit bezet Nederland, waarna na vele moeilijkheden te hebben ondervonden, Ned. Indische troependeelen werden bereikt.’
Ereteken van Orde en Vrede
Op 12 februari 1949 kreeg Hendrik het Ereteken van Orde en Vrede met certificaat uitgereikt. Het Ereteken voor Orde en Vrede was door koningin Wilhelmina op 12 december 1947 bij Koninklijk Besluit ingesteld om de tienduizenden Nederlandse militairen die in Indië streden, voor hun inzet te belonen. Uit de titel valt op te maken dat onze regering het herstel van het Nederlandse gezag in Indië beschouwde als het herstel van ’orde en vrede’. De Indonesiërs wilden juist van het Nederlandse gezag af.
Vliegerkruis
Op 9 december 1949 kreeg Hendrik Kamphuis als militiesergeant luchtmacht radiotelegrafist der Militaire Luchtvaart van het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL) het zilveren vliegerkruis met de volgende motivering: ‘H. Kamphuis heeft gedurende de oorlog met Japan met moed en volharding als lid van een vliegtuigbemanning in de periode 1943-1945 ten minste 40 opdrachten met een totaal van 240 operationele vlieguren, onder zware vijandelijke afweer, met goede resultaten uitgevoerd en hierbij de vijand aanzienlijke verliezen aan personeel en materieel toegebracht in het gebied van 122° – 138° Oosterlengte en 3° – 13° Zuiderbreedte.’

Oorlogsherinneringskruis
Op 24 december 1949 ontving hij het Oorlogsherinneringskruis. Dit erekruis stamde uit de bezettingstijd (KB no. 6 van 16 maart 1944). Het was een algemene onderscheiding, zonder motivering, voor allen die in de oorlog tegen Duitsland, Japan en hun bondgenoten in de krijgsmacht of in de handelsvloot, vissersvloot of burgerluchtvaart hadden gediend.
Demobilisatie-insigne
Op 25 juli 1950 werd Hendrik ook het demobilisatie-insigne toegekend. Dit is een herinneringsspeld die op de burgerkleding gedragen wordt. Hij kreeg de speld omdat hij ‘op trouwe en waardige wijze het Vaderland heeft gediend tijdens de Wereldoorlog 1940-1945 en bij het herstel van orde en rust in Indonesië na de capitulatie van Japan. Als blijk van erkentelijkheid hiervoor wordt hem het recht verleend het insigne te dragen.’ Hendrik zelf hechtte er hoegenaamd geen waarde aan; alleen zijn Indische medaille waardeerde hij wel. Van prins Bernhard zei hij altijd: ‘Dat is een “feestboer”.’ Hendrik kende hem, want hij ging vaak mee in de escorte van de leden van de koninklijke familie.

CONTACT HERSTELD
Op een gegeven moment kwam Hendrik tot de conclusie: ‘Ik word hier in Nederland niet gewaardeerd. Ik ga naar Canada.’ Hendrik pakte er zijn oude beroep als huisschilder weer op. Hij heeft echter nooit de Canadese nationaliteit aangenomen. Jarenlang liet Hendrik niets van zich horen. Gelukkig werd het contact later hersteld. In 1980 gingen zijn zuster Jo, haar man Gerrit, en haar broer Bart met zijn vrouw Teuntje naar Canada om Hendrik op te zoeken. Praten over de oorlog of daarna wilde hij niet. Zijn vrouw Alie evenmin. Jo is zes keer bij haar broer Hendrik in Canada geweest. Vanaf 1986 spraken ze elkaar regelmatig via de telefoon. De overige broers en zusters waren toen al overleden. Hendrik woonde in Niagara Falls, op een half uur lopen van de Niagarawatervallen.
In 1988 werd hij ziek, waardoor zijn lichaam afgemat raakte. Hij is toen over gebracht naar een ziekenhuis in Toronto. Hendrik zei: ‘Ik ga nooit naar Holland terug. Maar als het er toch ooit nog van komt, dan wil ik graag nog een keer naar mijn geboortedorp Oene. Dat heb ik mijn oudste kleinzoon beloofd.’ Jo en Gerrit bezochten Hendrik nog voor de kerstdagen van 1988. Hij zei toen dat hij naar Nederland wilde gaan als hij weer opknapte. In 1989 vroeg hij zijn zus: ‘Kan ik zeven weken bij je komen?’ Jo vond het geweldig en antwoordde: ‘Ja, dat zou ik erg fijn vinden, want je bent m’n broer, maar ik weet zo weinig van je.’
Toen hij hier was, vertelde hij al zijn wederwaardigheden. Hij wist dat hij het niet lang meer zou maken. Ook de huisarts hier kon niets meer voor hem doen. Toen Jo hem na zeven weken naar Schiphol bracht, omhelsde hij zijn enig overgebleven zus. Hij zei: ‘Als ik geen kinderen had, zou ik bij jou blijven!’ Na enige tijd belde Alie met de mededeling dat Hendrik weer naar het ziekenhuis was gebracht. Daarna belde hij zelf. Het viel hem niet mee in het ziekenhuis. Ze zei: ‘Hou je taai!’ Hij bedankte haar.
Op 21 december 1990 is Hendrik overleden. Hij werd in Canada met militaire eer gecremeerd. Zijn onderscheidingen lagen op de kist. Dat vond zijn zus toch wel erg mooi. Ze heeft alle reden om trots op haar broer te zijn!