VEREENIGING VAN BEEKEIGENAREN IN DE GEMEENTE EPE

DE KIST VAN VAN DELDEN, DEEL 5

TJADA AMSTERDAM

Wat eraan voorafging 1):
Wateroverlast door overstromende of slecht onderhouden beken zal er altijd wel zijn geweest. Als begin 1940 in de gemeente Epe de druk van gemeentewege toeneemt om de beken onder overheidstoezicht te plaatsen, beseffen de beekeigenaren dat het nu menens is. Om de volledige zeggenschap over hun beken te behouden, bundelen zij in 1941 hun krachten. Ze richten de Vereeniging van Beekeigenaren (VVB) in de gemeente Epe op, die haar leden onderhoudsplicht oplegt. Met een onderlinge schouw houden zij zelf de controle daarop in handen en weten zij ‘baas over eigen beek’ te blijven. Dat gaat goed, tot voor een aantal leden hun beek(deel) niet meer van (bedrijfs)belang is en zij deze laten verwaarlozen. Bestuursbemiddeling en -dwang werken uiteindelijk niet meer. In 1959 zetten de goedwillende beekeigenaren hun verzakende collega’s buitenspel door de oprichting van een nieuwe ‘club’: de Vereniging tot Instandhouding van Bedrijfsbeken (VIB).

Jan van Delden kocht de aan de Dorpse Beek gelegen Brinkermolens en begon er een (bord)papierfabriek (aan de Elspeterweg)
REGELGEVING WORDT BEEKEIGENAREN TE MACHTIG

De nieuwe vereniging begint met tien leden. Het zijn de eigenaren van zes beken in de gemeente Epe: in Epe de Beek aan de Noordzijde, in Emst de Smallertse Beek en de Nieuw Molense Beek, in Vaassen de Hogebeek, de Nieuwe Beek en de Dorpermolenbeek.2) Later sluiten zich enkele beekeigenaren uit Apeldoorn en Heerde aan. Het beekonderhoud (en vooral het ontbreken daarvan) is niet langer het allesoverheersende thema binnen de vereniging. ‘In het algemeen is de onderhoudstoestand van de beken goed’, meldt secretaris J. van Delden in achtereenvolgende jaren. Nieuwe vraagstukken die zich aandienen, komen van buitenaf. Verontreiniging van het oppervlaktewater wordt een maatschappelijk probleem, waarvoor overheden door middel van wet- en regelgeving een oplossing zoeken. In de gemeente Epe zijn de bedrijven die over een eigen beek kunnen beschikken, bepaald niet de minste vervuilers. Door het toenemend gebruik van chemische stoffen in het productieproces maakt hun afvalwater de beek, waarop zij vrijelijk mogen lozen, niet zelden tot een open riool. Het VIB-bestuur ziet de bui hangen en inventariseert in maart 1961 welke stoffen, en in welke mate, de leden in hun beek laten wegvloeien (zie ‘De Kist van Van Delden’, deel 4, december 2016).
Ook signalen over regelgeving op het gebied van de waterhuishouding verontrusten de vereniging. Een in te stellen waterschap zou dan het toezicht krijgen over alle watergangen, de beken niet uitgezonderd.

Een beek voor een paar piek,
een sprengenkop voor 15 mille

Ze waren er maar wat blij mee, de eigenaren van de Klaarbeek in Epe. Eén gulden kregen zij in 1959 voor de overdracht van hun beekgedeelte aan de gemeente Epe. Een schijntje natuurlijk. Want hoeveel zouden zij zelf of hun (voor)ouders niet ooit voor de rechten op een deel van de Klaarbeek hebben betaald? Goudgeld waren ze waard geweest, die beekrechten; ze vormden immers bedrijfskapitaal. Maar die tijd was voorbij. Voor wie het water niet meer bedrijfsmatig benutte, was de beek een blok aan het been geworden. Een geldverslinder, want behalve rechten schiep beekeigendom ook plichten: onderhoud, en dat kon aardig in de papieren lopen. Vandaar dat de beekeigenaren maar al te graag voor een krats van hun ooit zo kostbare eigendom af waren.
De kentering van waardevol naar waardeloos was al voor 1900 ingezet. Stoommachine en elektriciteit namen de energievoorziening over van waterkracht. Voor bedrijven die het water benutten in hun productieproces, zoals wasserijen, bleef schoon beekwater van waarde.
In april 1966 telde de gemeente Epe dan ook nog 15.000 gulden neer voor de sprengenkop van de Beek aan de Noordzijde (nu Zuidelijke Horsthoekerbeek), tot dan eigendom van J. Bagerman van wasserij De Adelaar aan de Heerderweg. Bagerman bleef wel eigenaar van het deel tussen sprengenkop en zijn wasserij. De overdracht van het eigendomsrecht betrof alleen het water; de beekwallen en het omringende bos waren al in het bezit van de gemeente.
Het brongebied van de beek, bekend als de Sprengen met daarover houten bruggetjes, ligt aan de noordgrens van de gemeente Epe, tussen Bijsterbosweg en Koepelweg. Recreatief aantrekkelijk en van historische en natuurhistorische waarde, verklaarde de gemeente Epe destijds haar belangstelling voor het gebied. En dat mocht wat kosten.

De papierfabriek van de familie Dijkgraaf kwam in 1928 in handen van
Cornelis Bagerman, die er een wasserij begon (nu Eper Stoom- en Wasserij)
KUNSTBEKEN

Het bestuur vraagt in 1962 een onderhoud aan met burgemeester en wethouders, en brengt daarin ‘de bijzondere positie naar voren die de industriebeken innemen in het geheel van watergangen in onze gemeente’. Daar valt onder meer de term ‘kunstbeken’, om nog maar eens te benadrukken dat het niet om zo maar natuurlijke watertjes gaat. Doordat ambtelijke molens maar langzaam malen, duurt het echter nog jaren voordat de overheid daadwerkelijk rioolaansluiting verplicht, rioolbelasting heft, een zuiveringschap en een waterschap met het beheer van de beken in zijn pakket van de grond krijgt.
De vereniging neemt een afwachtende houding aan. Vanaf 1962 schrijft het bestuur geen ledenvergadering meer uit en zelf vergadert het bestuur in september van dat jaar voor het laatst. Het contact met de leden in de jaren daarna beperkt zich tot de jaarlijkse schouw en het verzoek de contributie te voldoen. Vanaf 1967 blijven zelfs die betalingsverzoeken uit.

OPLEVING

Pas in mei 1972 roept het bestuur de leden weer bij elkaar ’om deze te polsen over hun mening t.a.v. het voortbestaan van de vereniging, die de laatste jaren min of meer slapende is geweest’, verklaart voorzitter ir. B.J. Helders de oproep. Jazeker is het voortbestaan van de vereniging nog van groot belang, oordelen de beekeigenaren of hun vertegenwoordigers, evenals een actieve opstelling. Ook de behoefte aan onderlinge samenwerking blijkt sterk aanwezig. Vastgesteld wordt wel dat de statuten enige wijziging behoeven om beter ingespeeld te zijn op maatschappelijke omstandigheden; ook niet-beekeigenaren moeten bijvoorbeeld (bestuurs)lid kunnen zijn om zo een bredere expertise in huis te hebben. Dat jaar volgen nog twee ledenvergaderingen waarin de statuten worden aangepast en het bestuur deels wordt ‘ververst’ tot een mix van oudere, ervaren en jongere, nieuwe bestuursleden. De contributie-inning wordt (eenmalig) weer ingevoerd. De opleving is van korte duur. Van een actieve opstelling is al meteen na 1972 geen sprake meer.
Pas in maart 1975 benadert het bestuur de leden weer eens. Aanleiding is een discussie tussen de Aluminium Industrie Vaassen (AIV, nu Vaassen Flexible Packaging) en het Zuiveringschap Veluwe over de betekenis die de historische beekrechten dan nog hebben. Beide partijen willen de rechtbank in een proefproces een uitspraak ontlokken over de reikwijdte van het eigendomsrecht. Heeft een beekeigenaar nog steeds recht om (afval)stoffen op de beek te lozen of niet?
VIB-voorzitter Helders woont op verzoek van de AIV (eigenaar van een deel van de Dorpermolenbeek en VIB-lid) het overleg tussen AIV en Zuiveringschap bij, maar de vereniging pakt haar rol als belangenbehartiger niet op. Het bestuur besluit dat het in deze zaak geen partij wil zijn, volstaat met het informeren van de leden over de kwestie en nodigt hen stuk voor stuk uit aan de discussie deel te nemen. De belangstelling daarvoor is minimaal. Het proefproces komt er niet.

OPHEFFING

Daarna vervalt de vereniging opnieuw in een slapend bestaan. In november 1984
doet het bestuur de leden het voorstel de vereniging op te heffen. Instandhouding is ‘niet zinvol meer, mede gezien de voor veel leden sterk afgenomen economische betekenis van de beken.’ De middelen die de vereniging in kas heeft, zo’n 5800 gulden, wil het bestuur schenken aan de Stichting tot Behoud van de Veluwse Sprengen en Beken, die zich vanaf 1979 om de verwaarloosde beken bekommert.
Vrijwilligers van de Bekenstichting verrichten onder meer onderhoud aan de beken van Vaassense beekeigenaren, die daarvoor 25 gulden per mandag onkostenvergoeding betalen.
Negen leden gaan meteen akkoord, de tiende na een nadere uitleg ook. Eén lid reageert niet, één lid wil de vereniging handhaven maar in een gewijzigde, aan de tijd aangepaste vorm. Zonder ledenvergadering houdt de vereniging in 1985 op te bestaan. De Bekenstichting krijgt het kapitaal van de vereniging op haar rekening gestort.
Eind december 2009 ontvangt de laatste secretaris van de voormalige VIB, Hent van Delden, Henk Menke en Jacques Meijer, respectievelijk medeoprichter en documentalist van de Veluwse Bekenstichting. Een oude belofte wordt ingelost: Van Delden draagt het archief van de Vereniging tot Instandhouding van Bedrijfsbeken en voorganger Vereeniging van Beekeigenaren in de gemeente Epe over aan de Veluwse Bekenstichting. Al die jaren heeft de Vaassense beekeigenaar en oud-bestuurder de paperassen zorgvuldig bewaard in een antieke kist: ‘De Kist van Van Delden’. De kist krijgen de vertegenwoordigers van de stichting niet mee, de inhoud ervan wel. Het archiefmateriaal is inmiddels ondergebracht in het Streekarchief Noordoost-Veluwe, in het gemeentehuis in Epe.

NOTEN

1) Dit artikel is eerder verschenen in De Wijerd (september 2016).

2) De namen van de beken zoals de vereniging hanteert. De beken heten nu respectievelijk Zuidelijke Horsthoekerbeek, Smallertse Beek, Nijmolensebeek, Hartense Molenbeek, Nieuwe Beek, Dorpse Beek.

BRON

Archief van Vereeniging van Beekeigenaren in de gemeente Epe (1941-1959) en van Vereniging tot Instandhouding van Bedrijfsbeken (1959-1986)